Ierse Wolfshond

Rasinformatie
FCI-Standaard nr. 160
/ 02.04.2001 / GB (Nederlandse vertaling)
Land van herkomst: Ierland
FCI Groep 10: Windhonden
Gebruik: zichtjager, gezelschap
Schofthoogte: Reuen minimaal 79 cm.
Teven minimaal 71 cm.
Vacht: De meest voorkomende kleur is grijs, rood, gestroomd, zwart, effen wit en reekleurig.  Alle kleuren die bij de Deerhound voorkomt zijn toegestaan.
Zijn vacht is ruw, hard en lang, vooral warrig boven de ogen en op de onderkaak.
Gezondheid: Het ras kampt met diverse aandoeningen.
Aard: Gemoedelijk en vriendelijk, ook tegen vreemden! Een Ierse Wolfshond is niet waaks. Trouw aan zijn baas, lief voor kinderen, aanhankelijk en niet slaafs. Een hond die midden in het gezin moet leven, anders kwijnt hij weg. Mits hij er op jonge leeftijd mee gesocialiseerd is, kan hij met andere honden en dieren samenleven.
Bijzonderheden: Ter voorkoming van vervilten van het lange warrige haar bij het hoofd, dient de Ier regelmatig geborsteld te worden.

Korte historische samenvatting
Ierse WolfshondDe Ierse Wolfshond is een heel oud ras, zijn exterieur is in de loop van de eeuwen veranderd. Zijn voorouders werden de Celtic Geyhound, Irish Huntinghounds en de Irish Wolfdogs genoemd.
Tot het eind van de 17e eeuw, werden de Ierse Wolfshonden gebruikt voor de jacht op wolven en herten in Ierland. Zij werden ook gebruikt voor de jacht op de wolven die grote gebieden van Europa teisterden alvorens de bossen werden ontruimd.

Rasstandaard volgens de Irish Wolfhound Club of Ireland (1956)

Algemeen voorkomen
De Ierse Wolfshond is de grootste rashond die we kennen. Hij moet niet zo zwaar of massief zijn als de Duitse Dog, maar massiever dan de Deerhound, op wie hij in algemeen type moet gelijken. De Ierse wolfshond is een indrukwekkende verschijning, zeer gespierd, sterk doch sierlijk gebouwd, gemakkelijk en vlot in zijn bewegingen; hoofd en hals hoog gedragen; de staart wordt in een opwaartse lijn gedragen, met een lichte bocht aan het einde.

Hoofd
Lang, het voorhoofdsbeen loopt zeer weinig op en er is zeer weinig inzinking tussen de ogen. Hersenpan niet te breed. Snuit lang en matig puntig. Oren klein en gedragen als die van de Greyhound.
Gebit: ideaal is het schaargebit; het tanggebit is echter ook toegestaan.

Hals
Vrij lang, zeer sterk en gespierd; goed gebogen, zonder keelhuid of los vel om de hals.

Lichaam en ledematen
Borstkas: Zeer diep. Brede borst.
Rug: Eerder lang dan kort. Gewelfde lendenen.
Staart: Lang en licht gebogen, van middelmatige dikte en goed bedekt met haar.
Buik: Goed opgetrokken.
Voorhand: Gespierde schouders, die borstbreedte geven en schuin geplaatst zijn. Ellebogen goed onder het lichaam geplaatst en niet naar binnen, noch naar buiten gedraaid.
Benen: Bovenarm gespierd en het gehele been sterk en volkomen recht.
Achterhand: Gespierde dijen en de schenkel lang en sterk zoals van de Greyhound, laaggeplaatste hielen, die binnen noch buitenwaarts gekeerd zijn.
Voeten: Matig groot en rond, niet binnen- of buitenwaarts gedraaid. Tenen goed gebogen en gesloten. Nagels zeer sterk en gebogen.

Vacht
Haar: Ruw en hard op het lichaam, de benen en het hoofd. Vooral warrelig en lang boven de ogen en op de onderkaak.
Kleur en aftekening: De erkende kleuren zijn: grijs, gestroomd, rood, zwart, effen wit, reekleurig en elke kleur die voorkomt bij de Deerhound.

Fouten:
Hoofd te licht of te zwaar, te hoog voorhoofd; grote oren die plat tegen het hoofd hangen; korte hals; keelhuid; te smalle of te brede borstkas; ingezakte of zadelrug of volkomen rechte rug; kromme voorbenen; gedraaide voeten; gespreide tenen; te sterk gekrulde staart; zwakke achterhand en een algemeen gebrek aan spieren; te kort lichaam; zalm- of leverkleurige oogleden; lippen en neus, die niet zwart zijn; lichte ogen; zwakke polsen en hakken.

N.B.
Reuen dienen twee duidelijk goed ontwikkelde testikels te hebben, die geheel in de balzak zijn ingedaald.