Berner Sennenhond

Rasinformatie
FCI-Standaard nr. 45 / 05.05.2003 / GB (Nederlandse vertaling)
Land van herkomst: Zwitserland
FCI Groep 2: Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
Gebruik: Oorspronkelijk waak-, drijf- en trekhond op boerderijen, tegenwoordig ook familie- en een veelzijdige werkhond.
Schofthoogte: Reuen 64 – 70 cm
Teven 58 – 66 cm
Vacht: De vacht is Lang, sluik of licht golvend.

Berner SennenhondKorte historische samenvatting
De Berner Sennenhond is een boerenhond van oude herkomst, die in de omgeving van Bern als waak-, trek- en drijfhond gehouden werd. De oorspronkelijke naam “Dürrbächler” kwam van het gehucht en de herberg Dürrbach bij Riggisberg, waar deze langharige, driekleurige erfhond bijzonder veelvuldig voorkwam.

Nadat in 1902, 1904 en 1907 reeds zulke honden op hondententoonstellingen uitgebracht waren, sloten in november 1907 enkele hondenfokkers uit Burgdorf zich aaneen om het ras zuiver te gaan fokken. Zij stichtten de “Schweizerischen DürrbachKlub” en stelden raskenmerken op. In 1910 werden op een hondententoonstelling in Burgdorf, waar veel boeren uit de omgeving met hun Dürrbächler-honden naar toe kwamen, reeds 107 dieren geëxposeerd. Van toen af aan verwierf het ras, in navolging van de andere Zwitserse Sennenhonden, voortaan “Berner Sennenhond” genoemd, snel vrienden in heel Zwitserland en spoedig ook in het naburige Duitsland.

Tegenwoordig is de Berner Sennenhond dankzij zijn driekleurige aftekening en zijn aanpassingsvermogen wereldwijd als familiehond bekend en geliefd.

Algemeen voorkomen

Langharige, driekleurige, meer dan middelgrote, krachtige en beweeglijke gebruikshond met stevige ledematen; harmonisch en evenredig.

Belangrijke verhoudingen
Verhouding tussen schofthoogte en lichaamslengte ca. 9 : 10; eerder gedrongen dan lang.

Gedrag | Temperament
Zeker, opmerkzaam, waakzaam en onbevreesd in alledaagse situaties, goedmoedig en aanhankelijk in de omgang met vertrouwde personen, zelfverzekerd en vriendelijk tegenover vreemden; gemiddeld temperament, volgzaam.

Hoofd – Schedelgedeelte
Schedel: zowel in zij- als in vooraanzicht gezien zeer licht gewelfd.
Stop: zeer duidelijke, doch niet te sterke stop, weinig ontwikkelde voorhoofdgroef.

Hoofd – Gezichtsgedeelte
Neus: Zwart.
Snuit: krachtige, middellange, rechte snuit.
Lippen: Weinig ontwikkeld en aansluitend, zwart.
Gebit: Krachtig, compleet schaargebit, tanggebit toegestaan.
Ogen: Donkerbruin, amandelvormig, met goed aansluitende oogleden.
Oren: Driehoekig, licht afgerond, hoog aangezet, middelgroot, in rust vlak aanliggend.

Nek
Krachtig, gespierd, middellang.

Lichaam
Lichaam: Krachtig, compact.
Borst: Tot aan de elleboog reikend, breed, met duidelijke voorborst; borstkas van breed-ovale doorsnee.
Rug: Vast en recht.
Lendenen: Breed en krachtig.
Romp: Vloeiend afgerond.
Buik: Niet opgetrokken.

Staart
Dichtbehaard, minstens tot het spronggewricht reikend, in rust hangend, in de beweging zwevend op rughoogte gedragen, of licht daarboven.

Ledematen
Voorhand: In stand tamelijk breed, van voren gezien recht en parallel.
Schouders: Lang, krachtig, schuin geplaatst, met de opperarm een niet te stompe hoek vormend, aanliggend en goed bespierd.
Voormiddenvoeten: Nagenoeg loodrecht in stand, sterk.
Voeten: Kort, rond en gesloten; tenen goed gewelfd.
Achterhand: In stand van achteren gezien recht, niet te nauw, achtermiddenvoeten en voeten naar binnen noch naar buiten gedraaid; wolfsklauwen moeten verwijderd zijn.
Dijbenen: Tamelijk lang, van opzij gezien met het onderbeen een duidelijke hoek vormend, breed, krachtig en goed bespierd.
Spronggewrichten: Krachtig en goed gehoekt.

Gangwerk
Ruime, gelijkmatige bewegingsafloop in alle gangen, uitgrijpende ruime pas vóór en goede stuwing vanuit de achterhand; in draf, van voren en van achteren gezien, bewegen de ledematen in een rechte lijn.

Vacht
Haar: Lang, sluik of licht gegolfd.
Kleur:
Diepzwarte grondkleur met diepe, bruinrode brand aan de wangen, boven de ogen, aan alle vier de benen en op de borst, en met de volgende witte aftekeningen:
– zuivere, witte, symmetrische hoofdaftekening. De bles verbreedt zich
– naar de neus toe aan beide zijden tot een witte snuitaftekening.
– De bles mag niet tot aan de vlekken boven de ogen reiken en de
– witte snuitaftekening hoogstens tot aan de mondhoeken.
– witte, matig brede, doorlopende hals- en borstaftekening.
– gewenst: witte voeten, witte staartpunt.
– toegestaan: kleine witte nekvlek en/of kleine witte aarsvlek.

Grootte

Reuen 64 – 70 cm schofthoogte, ideaal 66 – 68 cm. Teven 58 – 66 cm schofthoogte, ideaal 60 – 63 cm.

Fouten
Iedere afwijking van voornoemde punten moet als fout worden aangemerkt. De beoordeling daarvan moet in verhouding tot de ernst van de afwijking staan en er moet rekening mee gehouden worden in hoeverre aan wezenlijke zaken afbreuk wordt gedaan.

– licht botwerk
– ondervoorbeet en bovenvoorbeet
– het ontbreken van andere tanden dan ten hoogste tweemaal P1
(premolaren); de M3 blijven buiten beschouwing
– entropion, extropion
– zadelrug, overbouwd kruis, aflopende ruglijn
– krulstaart, knikstaart
– duidelijk kroeshaar
– kleur- en aftekeningsfouten
– ontbrekende witte hoofdafdtekening
– te brede bles en/of witte snuitaftekening, die duidelijk verder dan de
mondhoeken reikt
– grote witte nekvlek
– witte halsring
– wit aan de voorbenen, dat duidelijk tot boven het midden van de
middenvoet reikt (laars)
– storend asymmetrische aftekening aan hoofd en borst
– zwarte vlekken en strepen in het wit op de borst
– onzuiver wit (sterke pigmentvlekken)
– bruine of rode goed over de zwarte grondkleur
– onzeker/instabiel karakter, agressiviteit.

Diskwalificatie fouten:
– gespleten neus
– blauw oog (+ glasoog/porceleinoog), blauwe vlekjes in de iris (= Birkauge)
– kort haar of kort stokhaar
– het ontbreken van een driekleurenpatroon
– anders dan zwartgekleurde mantel.

Elke hond die zichtbaar psychische- of gedragsproblemen vertoont zal worden gediskwalificeerd.

N.B.
Mannelijke dieren dienen 2 normaal ontwikkelde testikels te bezitten, die geheel in het scrotum zijn ingedaald.